Het toepassingsgebied van bemiddeling sinds de Wet van 18 juni 2018
Sinds de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen ter bevordering van alternatieve vormen van geschillenbeslechting wordt bemiddeling toegestaan en zelfs sterk aangemoedigd door de wetgever in alle aangelegenheden, ook die waarbij publiekrechtelijke rechtspersonen betrokken zijn, zoals in het belastingrecht.
Artikel 1724 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt immers: “Elk al dan niet grensoverschrijdend geschil van vermogensrechtelijke aard, met inbegrip van een geschil waar een publiekrechtelijke rechtspersoon is bij betrokken, kan het voorwerp van een bemiddeling uitmaken. Niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading, evenals de geschillen bedoeld in artikel 572bis, 3°, 4°, 6° tot 10° en 12° tot 15° en de geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning kunnen eveneens het voorwerp van een bemiddeling uitmaken.”
Belemmeringen in verband met het openbare-ordekarakter en de diepgewortelde neiging van de partijen om tot het uiterste te gaan
Bij lezing van het Gerechtelijk Wetboek staat dus principieel en a priori niets in de weg van een bemiddeling in een belastingzaak.
Toch oordelen weinig praktijkmensen dat zij bemiddeling kunnen gebruiken of aanraden aan hun belastingplichtige cliënten of belastingdiensten om bepaalde belastingzaken op te lossen. Dit is te wijten aan het onaantastbaar karakter van de openbare orde in het belastingrecht (dat onder andere de procedurele termijnen indekt) en de neiging om procedureel tot het uiterste te gaan, die zeker verband houdt met enerzijds de afschuw die de belastingplichtige vaak drijft in het raam van een fiscaal geschil dat hij bijna altijd met diepe ergernis doorstaat, en anderzijds met het vermoeden van fraude dat de belastingadministratie maar al te snel als een basisbeginsel beschouwt.
De openbare orde is in het Belgische positieve belastingrecht echter helemaal geen monolithisch blok. Het is veeleer een veelvormig en evoluerend begrip, afhankelijk van de uitlegging die het Hof van Cassatie er in de loop der tijd aan heeft gegeven, naar gelang van de waarden die het verdedigt.
Bovendien stellen we vast dat de openbare orde in het belastingrecht ondertussen sterk is geslonken, waardoor steeds meer plaats vrijkomt voor minnelijke schikkingsmethoden, waaronder bemiddeling.
Er bestaat dus een nog onontgonnen gebied tussen de gevestigde beginselen van openbare orde (zoals de wettigheid van de belasting, de gelijkheid voor de belasting, de regel dat partijen niet kunnen beschikken over de procedureregels en de regel dat de belastingdienst niet met de belastingplichtige kan schipperen over de wettelijke bepalingen die de belastinggrondslag en het belastingtarief regelen, enz.)
Een voedingsbodem voor bemiddeling
Over het algemeen kan alles wat betrekking heeft op “de feiten” en “aangelegenheden waarover voldoende beoordelingsruimte bestaat” worden bemiddeld. Bijvoorbeeld:
Bovendien belet het bij uitstek technische aspect van de zaak niet dat, zoals hierboven vermeld, veel belastingzaken een niet te onderschatten emotionele dimensie inhouden wat betreft debeleving van de belastingplichtige, die zich vaak als een echt slachtoffer van het systeem beschouwt, wanneer hij bijvoorbeeld een zware rechtzetting toegestuurd krijgt, ambtshalve wordt belast en/of een repressieve toeslag ondergaat …
De aanzienlijke toename van het aantal door de verschillende belastingdiensten te behandelen gevallen geeft ook aanleiding tot heel wat fouten, in het bijzonder in de beoordeling van de feiten en van de bewijzen waarop de belastingheffing berust, en zelfs tot fouten in de keuze van de wettelijke regeling die op een voorgelegde situatie van toepassing is.
De bemiddelingsinstrumenten zouden in dit verband echt relevant kunnen zijn. Ze zouden ook de gevoelens van de belastingbetaler bespreekbaar maken. Ze kunnen het fiscaal bestuur of de belastingbetaler laten inzien dat het/hij zich heeft vergist of misschien overhaast te werk is gegaan in zijn analyse, en dit alles zonder gezichtsverlies, aangezien het proces vertrouwelijk is. Zo zouden de partijen snel een akkoord kunnen bereiken zonder onnodig veel energie en middelen te verspillen aan een verwoede procedurele strijd die uiteindelijk zou uitmonden in overeengekomen conclusies.
Tot slot
Dit leidt tot de conclusie dat de bovengenoemde obstakels eigenlijk helemaal geen hindernissen zijn, maar eerder moeten worden gezien als bakens langs een nieuwe weg in belastingzaken.
In ieder geval, nu artikel 444 van het Gerechtelijk Wetboek advocaten verplicht om de rechtzoekende te informeren over de mogelijkheid van bemiddeling, verzoening en elke andere methode van minnelijke schikking van geschillen, en nu de termijnen voor de belastingrechtbanken onredelijk lang zijn geworden, kunnen wij, voor een belastingzaak in een dergelijke context, niet langer nalaten ons de vraag te stellen: waarom niet?
Cécile MEERT
Advocaat bij de balie van Brussel en erkend bemiddelaar,
Lid van bMediation